De belangrijkste voorwaarde voor een goede omgangsregeling is dat er voldoende contact is tussen een kind en beide ouders. Een ander belangrijk punt is dat een kind vrij en onbelast contact kan hebben met beide ouders, dus zonder dat het kind belast wordt met negatieve emoties van de ene ouder over de ander ouder (en andersom). Ook is essentieel dat ouders dingen over de kinderen goed met elkaar afstemmen.
Maar wanneer is er voldoende contact tussen een kind en een ouder? En is een co-ouderschap altijd het beste? Wat een goede omgangsregeling is, en hoe de omgang in de tijd het beste kan worden verdeeld, is voor kinderen van verschillende leeftijden anders.
Kinderen van verschillende leeftijden hebben verschillende behoeften
Co-ouderschap (een regeling waarin de zorg (bijna) gelijk wordt verdeeld) is voor een baby en andere (zeer) jong kinderen minder geschikt omdat een zeer jong kindje meer gebaat is bij rust en voorspelbaarheid, en één vaste plek om te slapen. Veel heen-en-weer reizen tussen twee huizen kan dan te veel onrust geven. Voor een kind van deze leeftijd is – volgens deskundigen – bijvoorbeeld een regeling passend waarin het kind minimaal twee volle dagen per week woont bij de andere ouder, bij wie het kind niet woont, om ook veilig gehecht te raken aan die ouder. Op die manier zit er niet te veel tijd tussen de contactmomenten. Bij een omgangsregeling waarin het kindje één weekeinde per 14 dagen bij de andere ouder is, is de tijd tussen de contactmomenten langer dan gewenst.
Voor kinderen die iets ouder zijn, kan co-ouderschap wel heel prettig zijn. Zij brengen dan bij beide ouders ongeveer evenveel tijd door. De tijd precies gelijk verdelen hoeft niet en dit is soms ook niet reëel. Er moet ook rekening worden gehouden met wat kan met het werk van de ouders. Hoe de tijd wordt verdeeld is mede afhankelijk van de behoefte van de kinderen en de praktische mogelijkheden van de ouders. Soms wordt een week opgeknipt in meerdere delen en soms kiezen kinderen en ouders voor een “week op week af” regeling.
Voordeel van de week opknippen in meerdere delen is voor het kind dat deze de andere ouder maar maximaal een paar dagen hoeft te missen. Nadeel is dat dit meer gereis meebrengt van ouder naar ouder, wat onrustig kan zijn. Of onhandig, door alle spullen die mee moeten. Week op week af is dan rustiger en brengt minder geslaap met spullen met zich mee. Maar zo is de tijd dat het kind de andere ouder niet ziet, wel langer. Vaak kiezen wat oudere kinderen (vanaf middelbare schoolleeftijd) voor een week op week afregeling, en wordt voor (en in overleg met) kinderen die basisschool leeftijd hebben een regeling afgesproken waarbij de week wordt opgeknipt. Maar door het werk van de ouders en / of de persoonlijke behoeften of voorkeuren van de kinderen kan dit ook anders zijn.
Niet alle kinderen van basisschoolleeftijd en ouder vinden een co-ouderschap na scheiding het beste. Sommige kinderen hebben een sterkte behoefte aan één vaste plek om te wonen. Voor hen is het hebben van een vaste basis, structuur en rust belangrijker dan dat zij de andere ouder ook langer achter elkaar zien. Soms kan co-ouderschap ook niet door het werk van de ouders. Of doordat zij hiervoor te ver uit elkaar wonen. Of kunnen de ouders samen onvoldoende goed afspraken maken over de verdeling van de zorg. Dit laatste is een voorwaarde voor het laten werken van co-ouderschap. Een co-ouderschapsregeling is dus niet heilig, soms is een omgangsregeling waarin de zorg ongelijk is verdeeld het beste. Of het enige dat praktisch gezien mogelijk is.